‘Een tikje te enthousiast’ – een regressie-en reïncarnatiesessie’
Annemarie, een vrouw van middelbare leeftijd, heeft de laatste maanden veel last van het overdreven in de verdediging schieten en kattig reageren op mensen in haar omgeving.
Uit het voorgesprek blijkt dat Annemarie al van jongs af aan het gevoel niet goed genoeg te zijn. Haar familieleden hebben haar hier altijd in bevestigd.
Ze heeft al verscheidene sessies gedaan bij een eerdere regressietherapeut, waarbij ze steeds in levens terecht kwam waarin ze zich ervaarde als jonge man, die enigszins wereldvreemd was, gevoelig en naïef, en die weinig contact had met de mensen om zich heen maar een grote liefde voor de natuur. Deze jongemannen werden steevast op jonge leeftijd door een niet-begrijpende of primitieve omgeving op brute wijze om het leven gebracht.
Deze herbelevingen hebben haar wel het een en ander duidelijk gemaakt over zichzelf en de oorsprong van bepaalde fysieke klachten (deze hingen samen met onverwerkte fysieke trauma’s) en het gevoel verlaten te zijn, maar het te snel in de verdediging te schieten in de omgang met collega’s en familieleden is gebleven.
We bespreken een voorval op het werk wat een goed voorbeeld is van het in de verdediging schieten. Bij dit voorval maakt Annemarie een klein foutje, wordt er nogal ruw op aangesproken waarop ze hard in de verdediging schiet. Als ik erop doorvraag, wordt duidelijk dat ze zich overdreven schuldig voelt over het kleine foutje, en dat er onder het overdreven schuldgevoel een gevoel van te falen, van ‘niet goed genoeg’ te zijn zit. Ze herinnert zich meteen nog een voorval waarbij ze wordt aangevallen op een fout die ze niet gemaakt heeft, door de grond gaat en overweldigd wordt door minderwaardigheidsgevoel.
We checken af op welke zin de meeste ‘lading’ zit: ‘Ik doe het niet goed genoeg’ of ‘Ik ben niet goed genoeg’. Bij de laatste ervaart ze de meeste emotie. We nemen het zinnetje ‘ik ben niet goed genoeg’ als ingang voor de sessie.
Annemarie concentreert zich, liggend op de matras, op het zinnetje ‘ik ben niet goed genoeg’ en na enkele seconden ervaart ze een sterke reactie: een brandend gevoel vanuit haar maag naar boven, naar haar borstkas en nek, benauwdheid en een gevoel van verdriet. Ze heeft het gevoel dat ze zich niet kan bewegen.
Ze blijkt een man, die als verlamd op zijn rug ligt en tot zijn nek bedolven is onder een zwarte, vieze massa. Boven de man is een houten afdak zichtbaar. De man is alleen, en kijkt terwijl hij onbeweeglijk onder die massa ligt uren lang naar een streepje licht dat door een spleet in het hout door schijnt. Dat geeft hem nog een beetje het gevoel ergens bij te horen, dat hij niet helemaal alleen is. Als Annemarie dit ervaart, komt er een hoop verdriet naar boven. Het gevoel van eenzaamheid is bekend, ook uit dit leven.
We gaan een stukje terug in de tijd, om te kijken hoe de man in deze situatie terecht is gekomen. De jonge man, hij is een jaar of 25, staat als versteend bij een grote akker. De aarde is donker en ziet eruit alsof ze omgeploegd is. Het is al lente of zomer, dat zien we aan de bomen aan de rand die al vol met bladeren zitten, maar er groeit niets op de akker. De jonge man is overweldigd door een mengeling van wanhoop, spijt, verslagenheid, en denkt ‘Het is te laat!’
De akker is niet op tijd ingezaaid of beplant. Hij vindt het vreselijk dat die goede, vruchtbare aarde nu ongebruikt blijft, het is te laat, voor een heel jaar te laat. ‘Ik heb gefaald…’
Terwijl de jonge boer huilt van ellende moet Annemarie, zelf therapeute en verzorgende van beroep, ook een beetje grinniken: ‘Belachelijk, lig ik hier te huilen om een akker…’
Hoe komt het dat er niets aan de akker gedaan is? De jongeman weet: ‘Ze hebben me in de steek gelaten, ze zijn niet komen opdagen.’ De jongen staat er alleen voor en had mensen uit de omgeving gevraagd of ze kwamen helpen met het werk, en kennelijk zijn ze het vergeten, ‘Ze zijn met andere dingen bezig’. Weer wordt hij aan zijn lot overgelaten, net als in al die andere levens.
Ik vraag door hoe het komt dat de helpers hem zijn ‘vergeten’. Het blijkt dat de jongen er niet genoeg energie in had gestoken, in het contact met de anderen, hij had wel gevraagd of ze kwamen helpen maar was er zonder meer van uitgegaan dat dat voldoende was en dat hij het contact verder niet hoefde te onderhouden. Hij had er verder geen enkele energie meer in gestoken, en dientengevolge was het contact verwaterd. Kennelijk had hij iets gemist in zijn ontwikkeling als het gaat om het onderhouden van sociale contacten.
We gaan verder terug in de tijd om te kijken hoe het komt dat de jongen dat niet geleerd heeft. Hij komt uit een gezin waarin de moeder al vroeg weg valt, er weinig sprake is van sociaal contact en de vader een negatieve figuur is. Als ik vraag wat de voornaamste boodschap van zijn vader naar hem toe was, in een enkel zinnetje, zegt hij: ‘Je bent niet goed genoeg!’
En terwijl hij ook nog versteend op de kale akker staat ziet hij de vader als een klein, gemeen, metalen poppetje aan de kant staan, en hem dat toebijten. ‘Zie je wel, je bent niet goed genoeg!’ Bovendien komen de herinneringen aan de vorige levens waarin Annemarie ook een wereldvreemde, sociaal geïsoleerde jongeman was, weer naar boven.
Ik vraag haar, eens te gaan naar het eerste leven, waarin ze zo was, naïef, geïsoleerd, zonder contact, etc. Ze komt uit in een vorig leven wat ze wel eens eerder had herbeleefd, als een vreemd wezen wat net als gelijksoortige vreemde wezens om haar heen uit een soort ei kwam. Deze wezens communiceerden niet met elkaar, ze aten en liepen rond, ze leefden ieder voor zich en stierven ieder voor zich. Ze leken wel een beetje op wandelende takken: bruinig, ter grootte van kinderen van een jaar of twaalf. Annemarie voelt zich in dat leven vreemd benauwd, door het vreemde dunne lijf en door het geisoleerde leven. Voor de wezens is deze wijze van leven normaal maar Annemarie ervaart het als enorm eenzaam en beperkt. Het gevoel van afgesneden zijn van contact doet haar aan haar jeugd denken.
Het leven is kennelijk erg lang geleden en ik vraag: ‘Is dit je eerste leven op aarde?’ Nee, het is voor haar gevoel ergens anders. Ik krijg een ingeving en vraag: ‘Is dit je eerste leven in een lichaam?’ Ze voelt hoe haar lichaam zelf deze vraag sterk bevestigend beantwoord. Ze voelt de benauwenis van een lichaam, het ingeperkt zijn, het geïsoleerde gevoel dat ze nog nooit eerder gekend had, in haar hele lijf. Het is haar eerste ervaring beperkt te zijn door het ‘in de stof’ zijn.
Ik vraag haar een stukje terug te gaan naar de tijd dat ze nog niet in dat lichaam zit, en prompt komt er een brede glimlach op haar gezicht: ze ervaart zich als een soort energie-‘wezen’, heel levendig en kleurrijk, samen met een heleboel van deze zelfde energiewezens in een omgeving die ze omschrijft als het energie-equivalent van een klas vol enthousiaste en luidruchtige pubers!
Er wordt geen ‘orde’ gehouden, niemand heeft de leiding over deze energieke enthousiaste bende. Ze voelt hoe haar energie, haar essentie ‘leven’ is, een geweldige, veelkleurige enthousiaste levensenergie die ze in haar lichaam van nu ervaart ter hoogte van haar maag (het gebied van de zonnevlecht).
Hoe komt deze levendige energiebal terecht in dat vreemde, treurige, beperkte leven van het vreemde wezen wat lijkt op een wandelde tak? Het eerste woord dat bij Annemarie opkomt bij deze vraag, is: ‘Overmoed!’
Ze was zo enthousiast, en overmoedig, zich in het leven te storten, dat ze zonder eerst te overleggen, zonder zich eerst te informeren over wat het zou betekenen in een lichaam te zitten, in het eerste het beste levende wezen stortte dat ze kon vinden, en dat was de primitieve levensvorm van de wandelende tak. De teleurstelling was enorm! En ook, uiteindelijk, het gevoel gefaald te hebben.
Hier was de oorsprong van haar gevoel van gefaald te hebben, van de neiging zich zonder overleg in situaties te storten, zoals ze in het leven als boer deed maar ook in haar leven als Annemarie, hier was het begin van het gevoel alleen te staan, het gebrek aan communicatie, coöperatie, en van de eenzaamheid.
Maar ook van haar energieke persoonlijkheid, haar enthousiasme en plezier in het leven wat ze door al die levens heen toch nooit was kwijtgeraakt. En ook in dit leven stort ze zich soms, zonder overleg, zonder nadenken, impulsief en enthousiast in het leven, waardoor ze wel eens vergeet te kijken of ze daarbij misschien over andere mensen heen loopt. Haar horoscoop laat overigens zien dat ze 3 planeten in het impulsieve, vurige teken Ram heeft.
We gaan weer terug naar de boer, om te kijken hoe hij als verlamd onder de smurrie terecht was gekomen, en hoe hij gestorven is. Annemarie weet nu dat hij is uitgegleden en in een soort mesthoop is gevallen, die zich bevond onder het afdak, en zijn rug heeft gebroken. Dat is de reden van het branderige gevoel en de verlamming. Hij ligt er een paar dagen. Zijn longen begeven het als eerste, en dan sterft hij, lethargisch, verlamd en alleen. Er is nog veel energie van deze man achtergebleven in het lichaam bij het overlijden, dus Annemarie bevrijdt deze energie en maakt de man duidelijk dat hij dood is, dat het over is, dat hij naar huis mag. Met een groot gevoel van opluchting vertrekt hij naar ‘boven’.
Annemarie is ruim een uur in trance geweest en we ronden de sessie af. Ze voelt zich na de sessie een stuk beter en heeft, zoals ze zegt, een boel om over na te denken en een plek te geven. De levendigheid van de ‘vuurbal’ die ze was is haar sterk bijgebleven. We praten nog wat na over de impulsiviteit van het astrologische teken Ram, en hoe het zich, in het enthousiasme van het jongste teken van de dierenriem, zonder nadenken in allerlei avonturen kan storten en daarbij in alle onschuld soms brokken kan maken.
De volgende avond praten we nog even na over de sessie.
Annemarie had ondertussen een drukke werkdag gehad met genoeg situaties waarbij ze zich gestresst en niet goed genoeg had kunnen voelen en in de verdediging had kunnen schieten. Ze is echter de hele dag rustig gebleven, en is ‘s avonds moe maar tevreden.
We praten nog even na over de conclusie die ze telkens weer in de vorige levens trok: ‘Ik heb gefaald, ik ben niet goed genoeg’ terwijl ze eigenlijk gewoon impulsief was geweest, onnadenkend had gehandeld en daarom in de problemen was gekomen. Ze was wel degelijk goed genoeg. Zo expliciet hadden we deze conclusie, dit ‘postulaat’ nog niet onderuit gehaald, hoewel gevoelsmatig het effect van de sessie hetzelfde was: ‘O, ik ben wel degelijk goed genoeg, ik ben gewoon impulsief geweest!’
Enkele weken later laat Annemarie weten dat ze sinds deze sessie veel minder prikkelbaar is en zich veel minder druk maakt dan ze altijd deed. Ze is, zoals ze op z’n Haags zegt, sinds de sessie ‘eng relaxed!’
Op de volgende pagina kun je nog een complete regressiesessie lezen.